2 Chronicles 27

Jotham koning van Juda

Jotham volgt zijn vader Uzzia op. Hij is vijfentwintig jaar oud als hij op de troon plaatsneemt (2Kr 27:1), om vervolgens voor een periode van zestien jaar het koningschap uit te oefenen. Het is niet onwaarschijnlijk dat hij het eerste deel van zijn koningschap heeft gedeeld met zijn vader Uzzia tijdens diens melaatsheid en die de feitelijke regering niet heeft kunnen uitoefenen.

De naam van zijn moeder en haar afkomst worden ook vermeld. Zij zal een Godvrezende vrouw zijn geweest die Jotham heeft opgevoed in de vrees van de HEERE. Tijdens de hele periode van zijn regeringsverantwoordelijkheid heeft Jotham gedaan wat juist is in de ogen van de HEERE (2Kr 27:2). Het is zelfs zo, dat Jotham een van de weinige personen in de Bijbel is van wie we niets kwaads lezen. Van hem lezen we alleen goede dingen.

Als er dan ook staat dat hij heeft gedaan “overeenkomstig alles wat zijn vader Uzzia gedaan had”, slaat dat op het eerste deel van de regering van Uzzia. Er wordt nadrukkelijk gezegd dat Jotham zijn vader niet in het kwade is gevolgd. Hij is de tempel van de HEERE niet binnengegaan, wat zijn vader wel heeft gedaan, en geeft daarmee aan dat hij zich heeft laten waarschuwen door het verkeerde voorbeeld van zijn vader. Hij gaat zijn vader na in het goede, niet in het kwade (vgl. 3Jh 1:11a).

Het volk volgt Jotham niet in het goede. Terwijl Jotham zich heeft laten waarschuwen door het verkeerde voorbeeld van zijn vader en Gods oordeel daarover, gaat het volk “nog” door met zijn verderfelijke praktijken. Het woord “nog” is belangrijk. Ze beginnen niet pas te zondigen in de dagen van Jotham, maar ze gaan door met waar ze al mee bezig zijn. Het toont de volharding in de zonde aan, ondanks de waarschuwingen van profeten als Jesaja, Micha en Hosea en goede voorbeelden van koningen in hun goede dagen. De zondige toestand van het volk wordt door Jesaja scherp aan de kaak gesteld (Js 1:1-31).

Net als zijn vader Uzzia in zijn goede jaren dat is, is ook Jotham een bouwer en een strijder (2Kr 27:3-5). Zijn eerste bouwwerk, de Bovenpoort, heeft te maken met het huis van de HEERE (2Kr 27:3). Waarschijnlijk vormt de Bovenpoort de verbinding tussen het paleis en de tempel, tussen de woonplaats van de koning en de woonplaats van de HEERE. Het is ook belangrijk dat die verbinding goed is. Daar gaat zijn eerste zorg naar uit. Dat behoort ook bij ons zo te zijn.

Zijn andere bouwwerken zijn steden, burchten en torens (2Kr 27:4). Steden zijn leefgemeenschappen en burchten en torens zijn ter bescherming tegen vijandige machten of roofzuchtige bendes. Het is belangrijk dat wij de gemeenschap met broeders en zusters genieten en daarom de onderlinge bijeenkomsten niet nalaten (Hb 10:24-25). Als we alleen staan, zijn we een gemakkelijke prooi voor de vijand. Wij moeten ook altijd waakzaam zijn, opdat we geen prooi worden van het denken van de wereld (Ko 2:8).

Bouwen en versterken zijn goede activiteiten. We zijn verantwoordelijk onszelf op te bouwen op ons allerheiligst geloof (Jd 1:20a). Tegelijk is het gevaar aanwezig dat we op onze bouwwerken vertrouwen. De profeten waarschuwen voor een bouw van muren en torens zonder vertrouwen op de HEERE (Js 2:15; Hs 8:14). Bij al onze activiteiten mogen we nooit vergeten dat de ware kracht en bescherming alleen van God komen.

Behalve een bouwer is Jotham ook een strijder (2Kr 27:5). Hij onderwerpt de Ammonieten en legt hun belastingen op. Die ontvangt hij drie achtereenvolgende jaren, waarschijnlijk de laatste drie jaren van zijn regering. De honderd talent zilver, die Amazia is kwijtgeraakt door een verkeerde investering (2Kr 25:6-9), komt hier weer terug.

Elke overwinning die wij voor de Heer boeken, levert zowel een direct resultaat op als een resultaat voor de lange termijn. Door elke overwinning worden we geestelijk sterker en dat werkt door zolang we afhankelijk van de Heer blijven.

Dat zien we bij Jotham. Het blijft goed met hem gaan. Hij verstevigt zijn positie, zowel intern als extern. Dat gebeurt, omdat hij alles doet in het besef dat hij voor het aangezicht van de HEERE, zijn God leeft (2Kr 27:6). De HEERE is “zijn God”. In dit geval wijst dat erop dat hij een persoonlijke omgang met God heeft. Het kan niet anders of hij is een man van gebed. Hij vraagt de HEERE voortdurend hoe hij zijn wegen moet inrichten.

Dat geldt ook voor ons. Persoonlijke omgang met de Heer in het gebed is het geheim van kracht in ons leven. Alleen dan zullen onze wegen op Hem gericht zijn en kan Hij ze zegenen. De voorvaders van Jotham zijn later verkeerd gegaan omdat zij zijn vergeten te leven vanuit die persoonlijke omgang met de HEERE om van daaruit de weg van het geloof te bewandelen.

Met deze constatering is de kroniekschrijver aan het einde van zijn beschrijving van het leven van Jotham gekomen. Het overige van de geschiedenis van Jotham is te vinden in de archieven van de koningen van Israël en Juda (2Kr 27:7). Onder “zijn oorlogen” zullen we die tegen de Ammonieten (2Kr 27:5) kunnen scharen en mogelijk ook die tegen Syrië en de tien stammen (2Kn 15:36-37). Het verslag van “zijn wegen” zal voor de Godvrezende Israëliet bemoedigend zijn geweest om te lezen. Het zijn immers wegen die hij heeft gericht “voor het aangezicht van de HEERE, zijn God” (2Kr 27:6). Het is altijd goed om levensbeschrijvingen te lezen van mannen en vrouwen die voor de Heer hebben geleefd.

Dan wordt herhaald wat al in 2Kr 27:1 is gezegd (2Kr 27:8). Het legt de nadruk op de waarde van dit leven voor de HEERE. Na dit waardevolle leven, waarvan we maar enkele gebeurtenissen in de Schrift hebben, gaat Jotham “te ruste bij zijn vaderen” (2Kr 27:9). Hij wordt begraven “in de stad van David”. Daar wacht hij, nog steeds, op de opstanding die zal plaatsvinden bij de komst van de Heer Jezus.

Jotham wordt opgevolgd door zijn zoon Achaz. Deze zoon is een slechte man. Hij lijkt in niets op zijn vader. Dat zien we in het volgende hoofdstuk.

Copyright information for DutKingComments